Vetmeters
Antwoorden op veel gestelde vragen
V1: Wat zijn de beste omstandigheden om mijn lichaamsvet met de Tanita te meten?
A1: De beste omstandigheden om te meten:
- bij voorkeur s-avonds tussen 18.00 en 20.00 uur, maar in elk geval steeds op ongeveer hetzelfde tijdstip
- met een lege blaas
- met een normaal lichaamsvochtgehalte (niet direct na b.v. het nemen van een sauna, zwembad of bad)
- niet direct na een zware maaltijd
- niet kort na veel alcoholgebruik
- niet direct na langdurige, zware lichaamsinspanning
- met blote, droge en schone voeten
- met dunne nylons is mogelijk; vul dan de kuiltjes in de elektroden met medicinale alcohol, zodat het signaal door de nylons wordt geleid
V2: Kan iedereen van de Tanita lichaamsvetmeter gebruik maken?
A2: Ja, uitgezonderd mensen die een pacemaker of
ander inwendig medisch elektronisch apparaat dragen.
Hoewel er geen gezondheidsrisico's voor deze groep mensen bekend zijn, is deze uitzondering een voorzorgsmaatregel van alle fabrikanten die meetapparatuur maken die volgens de BIA-methode werkt.
Bepaalde categorien mensen kunnen de Tanita ook gewoon gebruiken, maar het bepalen van het absolute lichaamsvetpercentage kan bij hen minder accuraat zijn. Dit geldt voor:
- zwangere vrouwen
- personen met een vetpercentage van meer dan 75%
- professionele atleten en bodybuilders
Voor deze personen blijft het wel mogelijk om het verschil tussen metingen accuraat te bepalen, zodat wel kan worden vastgesteld of het lichaamsvet is geslonken of niet. De absolute hoogte van het vetpercentage is dus bij deze personen echter moeilijk vast te stellen.
V3: Het display geeft een zeer afwijkend vetpercentage aan of vermeldt een "Error" (foutmelding); wat kan daarvan de oorzaak zijn?
A3: Mogelijke oorzaken van een Error-melding:
- ernstige uitdroging van het lichaam door b.v. overmatig alcoholgebruik, zeer zware training, medicijngebruik of menstruatie
- een zeer volle blaas
- zeer veel eeltvorming op de voetzolen (bij 1 op de 400 geteste personen kwam dit voor; vullen van de kuiltjes in de elektroden met wat medicinale alcohol kan een oplossing zijn; hierdoor wordt het signaal beter geleid)
- vervuilde elektroden in het weegplateau (reinigen met medicinale alcohol)
- dragen van te dikke nylons of kousen (doe deze uit of vul de kuiltjes in de elektroden met medicinale alcohol)
V4: Hoe betrouwbaar is een meting met de Tanita?
A4: De Tanita lichaamsvetmeter geeft zeer accurate resultaten die nauwelijks verschillen met die van de onderwaterweegmethode en de DEXA-methode
Daarbij is de Tanita zeer snel en geeft deze methode het minst ongemak. Een groot voordeel is ook dat de meetresultaten reproduceerbaar zijn, dat wil zeggen dat meerdere metingen achter elkaar onder dezelfde condities ook dezelfde resultaten geven.
Bepaalde mensen met een buitengemiddelde lichaamsbouw (zeer veel spiermassa) kunnen moeilijker worden gemeten, maar dat geldt voor elke methode.
Voor niet professionele atleten zijn sommige Tanita-modellen uitgevoerd met een atleetfunctie, waarbij bij de berekening van het vetpercentage rekening wordt gehouden met een bovengemiddeld gespierd lichaam. Zie ook
vraag 8.
V5: Waarom is lichaamsvet meten zo belangrijk?
A5: Medisch onderzoek heeft uitgewezen dat niet een hoog lichaamsgewicht op een mogelijk gevaar voor de gezondheid kan wijzen, maar wel een hoog lichaamsvetpercentage! Als een persoon te veel lichaamsvet heeft verhoogt dit het risico op ernstige gezondheidsproblemen, zoals hoge bloeddruk, een hoog cholesterolgehalte, hart- en vaatziekten, diabetes en kanker.
Studies tonen aan dat een gezond lichaamsvetpercentage het risico op deze ziekten kan verlagen en de aanzet ervan kan helpen voorkomen. In tegenstelling tot gewicht is lichaamsvet niet altijd zichtbaar en het kan niet op een gewone weegschaal worden gemeten. Tot voor kort was het meten van lichaamsvet een oncomfortabele en meestal tijdrovende bezigheid. Tanita maakt dit tot verleden tijd!
V6: Ik houd me stipt aan mijn dieet en ben in korte tijd flink wat afgevallen, maar mijn Tanita zegt dat mijn lichaamsvetpercentage juist omhoog is gegaan. Hoe kan dat?
A6: Als u naast uw dieet weinig lichaamsbeweging heeft, verliest u de eerste tijd voornamelijk lichaamsvocht en spierweefsel. Hierdoor neemt het gewicht wel af, maar het vet, dat niet minder is geworden, vormt daardoor een groter deel van het totale lichaamsgewicht. Daarom stijgt het percentage lichaamsvet, omdat dat de verhouding weergeeft ten opzichte van het totale gewicht.
Om het vetpercentage omlaag te krijgen, moet u dus meer aan lichaamsbeweging doen, waardoor de vetreserves worden aangesproken en u meer spierweefsel opbouwt.
A7: De BMI is een getal, dat wereldwijd wordt gehanteerd om snel en eenvoudig bij benadering te kunnen bepalen of iemand overgewicht heeft en gezondheidsrisico loopt of niet.
Het getal is de uitkomst van de formule: gewicht gedeeld door lichaamslengte in het kwadraad.
Voorbeeld: iemand is 1.80 m lang en weegt 78 kg. De formule is dan 78 : (1.80 x 1.80) = 24. De BMI is dus 24.
Algemeen wordt aangenomen dat personen met een BMI die hoger is dan 25 een hoger gezondheidsrisico hebben. De BMI gaat echter niet voor alle personen op, terwijl ook het lichaamsvetpercentage er niet in wordt betrokken (terwijl dat juist erg belangrijk is).
V8: Wanneer moet ik meten in de "atleetstand?"
A8: De atleetstand is bedoeld voor personen die:
- tenminste 18 jaar oud zijn
- het laatste half jaar minstens 10 uur per week intensief trainen
- een hartslag in rust hebben van 60 slagen of minder per minuut
Als deze personen in de normale stand lichaamsvet meten, zullen zij een (te) hoog vetpercentage als uitkomst krijgen. Dat komt omdat de berekening van het vetpercentage is gebaseerd op gemiddelden van standaard personen.
Het lichaamsvet wordt immers niet direct, maar indirect gemeten, d.w.z. de weerstand (impedantie) die het lichaam biedt aan het (zwakstroom)meetsignaal wordt gemeten. De impedantie wordt in zowel de normale als in de atleetstand op dezelfde manier gemeten, zodat deze waarde in beide standen hetzelfde resultaat heeft. Het is echter de omrekenformule die het verschil maakt tussen een normale en
een meting in de atleetstand.
Omdat sportieve mensen (die voldoen aan bovengenoemde eigenschappen) meer spierweefsel hebben dan een gemiddeld persoon (die niet of niet zo intensief aan sport doet), moet er een andere rekenformule worden toegepast. Deze wordt met de atleetstand ingeschakeld. Zie ook vraag 4.